Belasting waarde overlijdensrisicoverzekering (box 3)
De hoofdregel is dat overlijdensrisicoverzekeringen worden belast in box 3. Bij het bepalen van de waarde van een overlijdensrisicoverzekering wordt onderscheid gemaakt tussen verzekeringen die nog niet tot uitkering zijn gekomen en verzekeringen waarbij dit wel het geval is.
Lopende overlijdensrisicoverzekering
De waarde van een lopende overlijdensrisicoverzekering wordt belast in Box 3 tegen de waarde in het economische verkeer. Bij verreweg de meeste overlijdensrisicoverzekeringen bouw je geen waarde op en is de waarde in het economisch verkeer dus nihil.
Is er sprake van een overlijdensrisicoverzekering waarin waarde wordt opgebouwd in de vorm van premiereserve (kijk dit na in de polisvoorwaarden), dan verstrekt de verzekeraar jaarlijks een overzicht met de waarde van de overlijdensrisicoverzekering. Pas als de waarde van de verzekering hoger is dan € 8.665,- (2024), moet de waarde opgeven worden bij de belastingaangifte.
Overlijdensrisicoverzekering die tot uitkering is gekomen
Als de overlijdensrisicoverzekering uitkeert aan de begunstigde, moet er mogelijk belasting in box 3 worden betaald. Hieronder leest u per verzekering hoe deze belastingheffing werkt.
(Tijdelijke) overlijdensrisicoverzekering met een eenmalige uitkering
Bij deze verzekering keert de verzekeraar het afgesproken bedrag uit als de verzekerde binnen de afgesproken termijn overlijdt. De uitkering wordt overgemaakt aan de begunstigde die op de polis staat vermeld. Deze kan de uitkering vrij besteden, als de overlijdensrisicoverzekering niet verpand is.
Over de waarde van de uitkering is per 1 januari van het volgende jaar belasting in box 3 verschuldigd
Er geldt een vrijstelling in Box 3. Om belasting te besparen kan de uitkering voor 1 januari worden gespendeerd consumptie of het aflossen van de hypotheek of een andere schuld). Er geldt een vrijstelling in Box 3 van €57.000,- (2024) per persoon.
Erfrente (of nabestaandenverzekering)
De TAF Nabestaandenverzekering is een vorm van een erfrenteverzekering. Als de verzekerde overlijdt, keert deze periodiek een netto bedrag uit aan de begunstigde tot de afgesproken einddatum.
De gekapitaliseerde waarde van deze uitkeringen is belast in Box 3
De waardeberekening is afhankelijk van:
- de leeftijd van de begunstigde;
- de duur van de uitkeringen; en
- of deze stoppen bij overlijden.
Levenslange uitkering die stopt bij overlijden van de nabestaande
Voor een periodieke uitkering waarop een levenslang recht bestaat wordt de waarde in box 3 berekend door de factor uit onderstaande tabel te vermenigvuldigden met de jaarlijkse uitkering.
Leeftijd van de begunstigde |
Factor |
Leeftijd van de begunstigde |
Factor |
0 t/m 24 jaar |
22 |
60 t/m 64 jaar |
11 |
25 t/m 29 jaar |
21 |
65 t/m 69 jaar |
9 |
30 t/m 34 jaar |
20 |
70 t/m 74 jaar |
8 |
35 t/m 39 jaar |
19 |
75 t/m 79 jaar |
6 |
40 t/m 44 jaar |
18 |
80 t/m 84 jaar |
4 |
45 t/m 49 jaar |
16 |
85 t/m 89 jaar |
3 |
50 t/m 54 jaar |
15 |
90 t/m 94 jaar |
2 |
55 t/m 59 jaar |
13 |
95 jaar of ouder |
1 |
Deze tabel is gebaseerd op het leven van een man. Voor een vrouw wordt de leeftijd gelijk gesteld aan een man die vijf jaar jonger is.
Tijdelijke uitkering die stopt bij overlijden van de nabestaande
Voor een tijdelijke uitkering die stopt wanneer de begunstigde voor de einddatum komt te overlijden moeten de jaarlijks uitkeringen vermenigvuldigd worden met de getallen in onderstaande tabel. Let op: deze tabel is gebaseerd op het leven van een man. Voor een vrouw wordt de leeftijd gelijk gesteld aan een man die vijf jaar jonger is.
Vermengvuldigingsfactor periodieke uitkeringen niet uitsluitend afhankelijk van een leven en |
|||||||||||||
Leeftijd op de |
1e vijftal |
2e vijftal |
3e vijftal |
4e vijftal |
5e vijftal |
6e vijftal |
7e vijftal |
8e vijftal |
9e vijftal |
10e vijftal |
11e vijftal |
12e vijftal |
volgende |
0 t/m 19 jaar |
0,91 |
0,74 |
0,61 |
0,50 |
0,41 |
0,33 |
0,27 |
0,21 |
0,17 |
0,13 |
0,09 |
0,06 |
0,03 |
20 t/m 24 jaar |
0,91 |
0,74 |
0,61 |
0,50 |
0,40 |
0,33 |
0,26 |
0,20 |
0,15 |
0,11 |
0,07 |
0,04 |
0,02 |
25 t/m 29 jaar |
0,91 |
0,74 |
0,61 |
0,49 |
0,40 |
0,32 |
0,25 |
0,19 |
0,13 |
0,09 |
0,05 |
0,02 |
0,01 |
30 t/m 34 jaar |
0,91 |
0,74 |
0,60 |
0,49 |
0,39 |
0,30 |
0,23 |
0,16 |
0,11 |
0,06 |
0,03 |
0,01 |
0,00 |
35 t/m 39 jaar |
0,90 |
0,74 |
0,59 |
0,48 |
0,37 |
0,28 |
0,20 |
0,13 |
0,07 |
0,03 |
0,01 |
0,00 |
|
40 t/m 44 jaar |
0,90 |
0,73 |
0,58 |
0,46 |
0,35 |
0,25 |
0,16 |
0,09 |
0,04 |
0,01 |
0,00 |
|
|
45 t/m 49 jaar |
0,90 |
0,72 |
0,56 |
0,43 |
0,30 |
0,20 |
0,11 |
0,05 |
0,01 |
0,00 |
|
|
|
50 t/m 54 jaar |
0,89 |
0,70 |
0,53 |
0,38 |
0,24 |
0,14 |
0,06 |
0,02 |
0,00 |
|
|
|
|
55 t/m 59 jaar |
0,88 |
0,67 |
0,48 |
0,31 |
0,17 |
0,08 |
0,02 |
0,00 |
|
|
|
|
|
60 t/m 64 jaar |
0,87 |
0,62 |
0,40 |
0,22 |
0,10 |
0,03 |
0,00 |
|
|
|
|
|
|
65 t/m 69 jaar |
0,84 |
0,54 |
0,30 |
0,14 |
0,04 |
0,01 |
|
|
|
|
|
|
|
70 t/m 74 jaar |
0,80 |
0,45 |
0,20 |
0,06 |
0,01 |
0,00 |
|
|
|
|
|
|
|
75 t/m 79 jaar |
0,74 |
0,33 |
0,10 |
0,02 |
0,00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
80 t/m 84 jaar |
0,65 |
0,20 |
0,03 |
0,00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
85 t/m 89 jaar |
0,54 |
0,08 |
0,00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
90 t/m 94 jaar |
0,40 |
0,02 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
95 t/m 100 jaar |
0,27 |
0,00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
100 jaar en ouder |
0,18 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De waarde van een periodieke uitkering kan nooit hoger zijn dan de waarde die zou zijn verkregen als de uitkering levenslang zou zijn geweest.
Tijdelijke uitkering die niet stopt bij overlijden van de nabestaande
De waarde van een periodieke uitkering voor bepaalde tijd, die niet afhankelijk is van het leven van de begunstigde, wordt berekend door de jaarlijks uitkeringen te vermenigvuldigd met de getallen in onderstaande tabel.
Vermenigvuldigingsfactor periodieke uitkeringen niet afhankelijk van een leven en |
||||||||||||
1e vijftal |
2e vijftal |
3e vijftal |
4e vijftal |
5e vijftal |
6e vijftal |
7e vijftal |
8e vijftal |
9e vijftal |
10e vijftal |
11e vijftal |
12e vijftal |
volgende |
0,91 |
0,75 |
0,61 |
0,50 |
0,41 |
0,34 |
0,28 |
0,23 |
0,19 |
0,16 |
0,13 |
0,11 |
0,09 |
Deze tabel is gebaseerd op het leven van een man. Voor een vrouw wordt de leeftijd gelijk gesteld aan een man die vijf jaar jonger is.
Nabestaandenlijfrente
Uitkeringen uit een nabestaandenlijfrente zijn belast in box 1. De (gekapitaliseerde) waarde van deze uitkeringen valt niet in box 3.